Haiku

Column

Speciaal voor de maand van het spannende boek een mini-minithriller....

Haiku

Het was vroeg in de ochtend, veel te vroeg. De nevel hing in dikke lappen boven de heidegrond, maar zou spoedig oplossen in het warme licht van de rijzende zon. De man droeg een spijkerbroek, shirt, en gympen. Aan zijn voeten stond een boodschappentas. Gedoken achter een struik langs het pad loerde hij naar de contouren van een rund dat aan de rand van de Galdersche heide graasde. Hij glimlachte. De kick, het was niets meer dan de kick om de hoorns van zo’n beest als trofee aan zijn vrienden te laten zien. ‘ Dat lukt jou nooit, Ronald,’ hadden ze hem uitgedaagd.
Hij verlegde zijn blik naar de bodem van zijn boodschappentas, waar zijn pistool rustte. De ronding van de geluiddemper weerkaatste in het aarzelende daglicht. Geen dubbelloops of zo, want dat maakte natuurlijk te veel lawaai. Een pistool dus. Wel iets minder nauwkeurig, maar dat was geen punt. De koe was niet veel meer dan tien meter van hem verwijderd.
‘Goedemorgen,’ hoorde hij achter zich.Met het kippenvel in zijn nek schoot hij overeind en draaide zich om. Op het pad stond een man in een zwarte trui en legergroene broek.
‘Jezus, je liet me schrikken, man!’
De man glimlachte. ‘Niet de bedoeling. Ook een liefhebber van de natuur? Een vroege vogel?’ zei hij schalks.
‘Absoluut.’ Met zijn voet duwde Ronald de boodschappentas een stukje dicht. ‘Prachtige dag, niet? U komt hier vaker?’
‘Inspiratie opdoen,’ knikte de man. ‘Voor mijn haiku’s.’
‘Haiku’s? Van die gedichtjes uit Japan, toch?’
‘Heel goed. Dat klopt.’ De man vouwde zijn handen samen en haalde diep adem.

‘Door mist en nevel,
graast het beest zijn groen bestaan,
en kauwt hij de tijd.’

Een moment sloot hij zijn ogen, haalde opnieuw diep adem en vestigde zijn blik weer op Ronald. ‘Mooi, niet?’
‘Heel mooi,’ mompelde Ronald. Waarom hoepelde de man niet op?
‘Je komt hier foto’s maken of zo?’ wees de man naar de boodschappentas.
‘Vooral rust zoeken,’ haalde Ronald zijn schouders op.
‘Ik begrijp de hint. Ik moet gaan. Niets zo rustig als een ochtend in de natuur.’ De man tikte als groet met twee vingers tegen zijn slaap en vervolgde zijn wandeling.
Ronald keek de man na. Nog voor het geluid van zijn voetstappen was weggestorven, verdween zijn beeld in de mist. ‘Bemoeial,’ siste Ronald en wierp een snelle blik naar de hei. Gelukkig, het beest stond nog op dezelfde plek. Hij was een beetje zenuwachtig, al wist hij niet waarom. Het was het gevoel dat hij als kind had, als hij geld uit zijn vaders portemonnee jatte. Hij bukte en pakte zijn pistool. Zijn linkerarm als steun gebruikend wees hij met de de lange loop naar het silhouette van het rund. Het beest had niets in de gaten, over luttele seconden zou het met een dreun ter aarde storten.
De laatste regel van de haiku spookte door Ronalds hoofd. De tijd kauwen... Wat een onzin! Snel keek hij nog een keer om zich heen. De kust was veilig. Nu richtte hij nauwkeurig op de kop van het beest. ‘Stomme heikoe,’ grinnikte hij in zichzelf en haalde de trekker over.