NAC: Op de knieën voor een voetbalbedrijf

Column

Mijn vader ging 's zondags naar “de voetbal”. Om de week, mocht ík mee naar sportpark “De Blauwe Kei” waar Baronie speelde, en een week later mocht mijn broer mee naar de Beatrixstraat; daar speelde NAC.

Baronie speelde tweede divisie. George Knobel was er trainer. Henk, Ad en Kees van Iersel speelden er de sterren van de hemel en Gérard, met de mand aan de arm, verkocht er chips, Kwatta en warme worst van achter de lage afrastering. Voetbal was nog vermaak.

In 1971 werd de tweede divisie opgeheven. Baronie ging amateurvoetbal spelen en ik hield het voetbal voor gezien.

Zo niet mijn broer. Die heeft door de jaren heen, alle pieken en dalen met NAC wel zo'n beetje meegemaakt. Zelfs zijn trouwreportage is op het hoofdveld achter “de Cordial” geschoten, dus dat zegt genoeg.

Veel Bredanaars hebben ook zo'n NAC hart. Een NAC hart dat niet alleen sneller klopt door de hoogte van de tribunes in het Rat Verlegh stadion, maar ook van emotie tijdens het “avondje NAC”.

Maar het gaat (weer eens) niet goed met NAC. En natuurlijk gaat het weer om geld. Maar NAC is geen club. NAC is een bedrijf. Wees eens eerlijk; noem nog eens een Bredaas bedrijf dat keer op keer na wanbeleid, gewoon kan blijven doorgaan?

NAC is een Betaald Voetbal Organisatie. Een B.V.O. Een afkorting die elke Brabantse katholiek bekend in de oren zou moeten klinken. Zeker nu. Nu het zo hard nodig is.

B.V.O: Bid Voor Ons