Afbeelding

Lafaard

Column

Op de hoek van het pleintje staat een kleurrijk bankje.
Hoewel ik er bijna dagelijks voorbij fiets, moet ik tot mijn schande bekennen dat het bankje mij een paar weken geleden pas opviel. Tot de zon er ineens een straaltje licht op liet vallen net op het moment dat ik er voorbij kwam.
Verrast zag ik in het voorbijsnellen hoe een kleurrijk bankje mij daar ineens stond toe te glimmen. Ik keek nog een keer achterom, maar hij stond er echt. Op de hoek.
Een seconde lang vroeg ik me af hoe het in ’s hemelsnaam mogelijk was dat ik het nooit opgemerkt had. Zoveel kleur en uitbundigheid. Een mens moet toch bijna blind zijn om het niet op te merken?

Ik had er ook eigenlijk nooit iemand op zien zitten. Zomaar, om een krantje te lezen of een boek. Of om van het pleintje te genieten. Of gewoon wat te zitten dagdromen, of te praten misschien met één van de andere pleinbewoners. Over ditjes en datjes, of de aanbiedingen van de winkels om hen heen.
Gek eigenlijk, want het bankje zou er wel toe moeten uitnodigen.
Zo’n fleurig geval, gelijk de objecten in Park Güell in Barcelona.
Bonte vakjes schetsen de zon. Opgaand of ondergaand, net wat je wilt. Zoiets als het halfvolle of halflege glas, afhankelijk van de mens die eruit drinkt. Maar dan in mozaïek ingelegd.
Al met al, best een levendig bankje in een kleurrijke buurt.

Deze week zag ik voor het eerst iemand op het bankje zitten. Ik ging er spontaan rustiger door fietsen. De man, hij zal achterin de vijftig zijn geweest, zat daar onbeweeglijk. De ogen dicht. Diepe groeven tekenden zijn verweerde gezicht en ik moet me sterk vergissen als ik in het voorbijgaan niet een traan over zijn wang zag glijden.
Zijn glas halfleeg.

Maar zoals dat meestal zo gaat, had ik die dag haast. En dus trapte ik weer stevig door. In de richting van het station, om een trein te halen die waarschijnlijk ook die dag weer te laat zou vertrekken.
Het bankje en de man bleven die dag nog lang in mijn gedachten hangen. Langer dan gedacht had eigenlijk. En bijna wenste ik dat ik het bankje nooit gezien had. Dat mijn fietsroute van thuis naar het station niet over het Edisonplein zou gaan.
Lafaard die ik ben.