Afbeelding

Heksen in het hofje

Column

Als rasechte Leidse ben ik opgegroeid tussen hofjes. Tientallen hofjes.
Klein, groot, beschut, open, maar allen met de karakteristieke kleine huisjes en een gezamenlijke tuin. Vaak met een hoek waar kruiden in verbouwd worden.

Als kind had ik de neiging om stiekem in zo’n hofje naar binnen te glippen. Op zich een beetje gek, want de meeste hofjes zijn opengesteld voor publiek, maar de weinige hofjes waar zo’n bordje hing met de tekst ‘Verboden voor onbevoegden’ (vaak aangevuld met een verwijzing naar een of andere wet), hadden (uiteraard!) de grootste aantrekkingskracht op mij. Wat gebeurde er nu achter die poorten? Wat was er, dat zo verborgen moest blijven?
Dat mensen gewoon privacy wilden kwam totaal niet in mij op. Ik ben een romantica en fantaseer er dus lustig op los.
Ik bedacht dus al snel dat er misschien wel heksen konden wonen. Of vrouwen die een bepaalde magie bedreven. Waar hadden ze tenslotte al die kruiden voor nodig?

Enfin, wat jaren later denk ik er ondertussen anders over, maar de aantrekkingskracht van een hofje is ongewijzigd gebleven. (‘Net als het gevoel voor romantiek en fantasie’, zullen de mensen die mij goed kennen u kunnen vertellen!)
Breda heeft één hofje. Het Begijnhof. Verstopt in de binnenstad tussen statige huizen.
Misschien was het wel een van de eerste dingen die ik opzocht toen wij hier kwamen wonen: heeft Breda een hofje? Een hofje maakt een stad compleet voor mij. Het is het rustpunt te midden van alle hectiek van winkels, verkeer, toeristen en bewoners.
Ook het Begijnhof heeft een kruidentuin én (hoera!) een kapelletje. Dit laatste wil soms nog weleens ontbreken in de Leidse versies.
Vorige week glipte ik weer even naar binnen.
Het spannende gevoel van ‘verboden voor onbevoegden’ kroop als een spinnetje via mijn ruggengraat omhoog.
De zon scheen, maar in de lucht hing al de prikkeling van de herfst op komst.
Ik slenterde naar de kapel, hopend op een bankje. Vlakbij de pomp.
Onderweg gluurde ik even naar binnen bij het huisje dat hiervoor bedoeld is. En het spinnetje op mijn rug groeide in gedachten naar een spin.
Bij de pomp gluurde ik snel over mijn schouders.
Stond er nu iemand naar mij te kijken?
Ik voelde me langzaam weer het meisje van tien, twaalf jaar worden. Stiekem in een hofje, terwijl het (overdag) gewoon is toegestaan.
Het zal beslist aan de naderende herfst hebben gelegen, maar mijn bezoek duurde wederom niet zo lang. In mijn ooghoeken waarde ik heksen die er natuurlijk niet zijn.
Hofjes… het blijft een sprookjesachtige aantrekkingskracht op mij hebben.