Afbeelding

Alarm op de Haagweg

Column

Iedere zaterdag struin ik de markt op de Haagweg af. Heerlijk om verse waren te kopen en praatjes te maken met de noten- en/of kaasboer, partjes sinaasappel te snoepen bij mijn favoriete groenteman en de geuren van olijven vermengd met gedroogd fruit op te snuiven.

Ook afgelopen zaterdag stond ik met mijn boodschappenmand klaar om de markt op te lopen, toen ik aan de overkant van de straat ineens iets zag gebeuren. Iets zag vallen. Auto’s reden door en ik kon niet goed zien wat er nu precies aan de hand was, totdat er een auto stopte. Midden op de weg.
Bestuurder en passagier stapten uit en renden naar het fietspad.
Toen zag ik het ook: een fiets lag op de grond, ernaast een vrouw.
Dit zag er niet goed uit.
Voor ik het wist stond ik ernaast.
‘Ik heb EHBO,’ hoorde ik mezelf zeggen.
De vrouw keek op. Ze knikte en gebaarde hulpeloos.
‘Ik ook,’ antwoorde ze. ‘Lang geleden…’.
Zonder op mijn tas te letten liet ik me naast de vrouw vallen. haar lichaam schokte en schuim stond rond haar lippen. In de verte hoorde ik iemand zeggen dat ze 112 ging bellen, ondertussen raasde het verkeer langs ons heen. Geïrriteerd dat er een auto midden op de weg geparkeerd stond. Niet in de gaten wat er aan de hand was.
De vrouw op de grond schokte nog een keer.
Voorzichtig veegde haar haren uit haar gezicht, legde mijn hand op haar hoofd en de andere op haar buik. Toen schrok ik van haar lippen. Zo blauw als inkt. Haar gezicht was grauw en bloed drupte uit haar mondhoek. Het aaien en geruststellend praten leek haar echter te kalmeren. Langzaam ontspande haar lichaam.
De andere vrouw zakte op haar hurken, haar telefoon tegen haar oor gedrukt.
Haar ogen haakten vragend in de mijne.
‘Ik ruik drank,’ waarschuwde ik haar. ‘Maar haar lippen zijn niet meer blauw…’ Alles wat ik zei, gaf zij door aan de telefonist.
We waren een goed team voor een kort moment.

Niet veel later kwam de ambulance en werd de zorg van de vrouw overgenomen door ervaren verpleegkundigen.
Opgelucht schudden we elkaar de hand. Zij, haar man, een andere omstandiger en ik. Te midden van druk verkeer en andere Bredanaren, onderweg naar God mag weten wat. Zolang het maar niet naar de vrouw was, was het ze waarschijnlijk al lang goed.
Pas thuis rook ik de zure lucht op mijn broek en mouwen van mijn dikke vest.
Het bibberen hield pas op na een lange douche en wasmachine was.
De heerlijke geur van de markt kwam die dag niet meer terug…