Een rondje door het Klooster aan de Nieuwstraat, november 2013. foto Wijnand Nijs
Een rondje door het Klooster aan de Nieuwstraat, november 2013. foto Wijnand Nijs

Not in my back yard

Column

Ik kom tegenwoordig met veel plezier op station Breda. Het lelijke, aftandse gebouw wordt zienderogen vervangen door een kolos van deze tijd. Een stationsgebouw dat recht doet aan de statuur van ’s lands mooiste en gezelligste stad.

Het was (en is) toch ook geen visitekaartje: de inspiratieloze entree, de treurige busterminal en goedkope overkapping van de perrons. Evenals de Willemstraat dat de rode loper tot ons prachtige centrum zou moeten zijn. Gelukkig wordt het allemaal beter, mooier, uitnodigender.

Ik volg stadsontwikkelingen op de voet. Dat is mijn ‘ding’. Voortgekomen uit de liefde voor de stad. De meeste transformaties juich ik toe, ze maken Breda moderner en veelzijdiger. Bij de beoordeling helpt het soms om door de ogen van een buitenstaander te kijken. Waar is behoefte aan, en hoe worden de ontwikkelingen ontvangen? Zo weet ik zeker dat de Haven op bewonderende blikken mag rekenen. Hoewel het geen hordes Japanners zijn, heb ik er al menig toerist met fotocamera gespot.

Stadsontwikkeling is er natuurlijk niet alleen voor toeristen, buitenstaanders en andere passanten. Dat is er in eerste plaats vooral voor de inwoners. Maar zeg nu zelf, heeft u nog nooit genoten van het nieuwe water? In een boot, of wandelend over de kade. Of meer waarschijnlijk, op het terras met de zomerzon op uw bol en een biertje in de hand.

Op het moment dat ik dit typ, zijn werklui tegenover mij bezig om de Nieuwstraat zijn grandeur terug te geven. De ontwikkeling van het 5-sterrenhotel is er zo één waar ik blij van word. In mijn hoofd zie ik bij het passeren van het oude klooster de kroonluchters al aan het plafond hangen. Mensen zitten er te eten of wachten in de lobby tot hun auto voorgereden wordt. Mijn straat is weer een verademing! En niet zo eentje die je liever mijdt omdat er ’s avonds glas op de grond kapot wordt gesmeten en de sociale controle ver te zoeken is.

Voor het allemaal zo ver is, zit ik als overbuur wel in de shit. Bouwlawaai en andere hinder is verre van leuk. En als het ten koste gaat van je nachtrust, word je echt niet vrolijk. Maar ik woon (midden) in een stad. En een stad is gelukkig dynamisch. Ik wil de lusten, dus krijg ik ook de lasten. Een station staat er niet in een dag. Net als dat een haven niet in een week gegraven is. Dat weet je, daar hou je rekening mee.

Toch steekt niet iedereen zo in elkaar. Belcrumbewoners die hun buurt zien opfleuren en hun huizenprijs straks zien stijgen, hebben al regelmatig hun ongenoegen geuit. Soms terecht, soms niet. Of wat te denken van de Sultan Lounge die bij de gemeente een schadeclaim indiende als gevolg van inkomstenderving. De bouwput van de Haven had hen klaarblijkelijk geen goed gedaan. Ik zal u vertellen, voor de aanleg van het water kende ik het restaurant niet. Daarna ben ik er regelmatig tot volle tevredenheid wezen eten.

Waar komt deze ‘not in my back yard’ mentaliteit toch vandaan? Een woontoren is al snel te hoog, want hij bederft het uitzicht of voorkomt zonlicht. Een grote winkel past niet, want hij zuigt alle kleintjes leeg. We willen veel, maar het mag niet teveel moeite kosten. Breda is een stad met een dorps karakter, maar hopelijk niet langer met die mentaliteit. Wanneer schudden we dat van ons af?

Bouke Tuit is eigenaar van Tekstbureau Rephrase