Steven van den Heuvel.
Steven van den Heuvel. Wijnand Nijs

Het zielige mevrouwtje voor mijn supermarkt

Column

Elke dag staat ze daar. Ze maakt lange dagen, want als ik in de ochtendschemer langsfiets, staat ze er al. En als ik ’s avonds na mijn werk boodschappen doe, staat ze er nog steeds. Met haar beenwarmers aan en een niet-religieus hoofddoekje op. Als het koud is, ijsbeert ze surplace.

Als ik langs haar loop, presenteert ze haar straatkrantjes. Ze vraagt dan: ‘Hoe gaat het met je?’, of ze wenst me een goede dag toe.
‘Goed’, antwoord ik meestal en: ‘Helaas, ik heb geen kleingeld bij me.’
De realiteit is dat de staatshoofden op de euro’s in mijn portemonnee elkaar kopstoten geven en het helemaal niet goed gaat als ik naast haar sta. Ik durf haar niet aan te kijken, want ik wil me niet verantwoordelijk voelen voor haar leed.  Ik ren het liefst weg. Naar huis. Waar ik met mijn pantoffels aan op de bank naar De Wereld Draait Door kan kijken en haar zielige gezicht kan vergeten.

Vorige week liep ik met een volle boodschappentas de winkel uit. Het plastic van het handvat knelde in mijn vingers. Ik zocht naar mijn fiets en de straatkrantverkoopster had zich voor mijn fiets gepositioneerd.
‘U kunt hier ook pinnen’, zei ze. En ze lachte.
Ik kan zeggen dat ik mijn pinpas niet bij me heb, dacht ik. Of dat ik snel naar huis moet om te koken, omdat ik anders een te volle buik heb straks, bij het sporten.

Maar zij wist dat ik geen krant van haar wilde kopen en dat ik haar altijd onzin verkocht over mijn kleingeld. Zij wist dat ik haar voorbij liep, net als alle anderen en ze had alle tijd gehad om die pijnlijke analyse te maken. Ik besloot haar tegemoet te treden met haar eigen vriendelijkheid: ‘Hoe gaat het met jou?’
‘Niet goed,’ zei ze. ‘Koud.’ Ze beet op haar tanden.

Thuis ligt nu een straatkrantje. Nog in het cellofaan, te wachten op de papierbak.