Steven van den Heuvel.
Steven van den Heuvel. Wijnand Nijs

Het laatste slokje zonnestraal

Column

Dit weekend heb ik al iemand op teenslippers gezien. Hij droeg een blikje Sprite en aan zijn loopje te zien draaide hij reggae op z’n iPhone. Ik keek naar mijn gevoerde winterjas en bedacht me dat de meteorologische waarheid waarschijnlijk ergens tussen ons in zou moeten liggen. Ik deed mijn jas maar uit. Maart is aardig vroeg voor blote voeten, maar de lente komt nooit wanneer je ‘m hebt besteld.

Je kon het natuurlijk op je klompen aanvoelen, dat onvervalste enthousiasme over een temperatuur van 15 graden Celsius. Ik schoof aan op een terras dat aardig vol zat, maar alleen aan de zonkant. In de schaduw zat een oude man met een beige jas een kopje koffie te drinken. De stoelen naast hem waren onbezet en hij hield de hand zonder kopje in zijn zak. Zijn terraskant was halfleeg, het windje was er niet fris, maar koud en het gevoel meer maarts, dan mei-achtig. Hij keek naar ons jasloze positivo’s alsof we heidenen waren.

De oude man had zijn plekje onder de zon niet gevonden. Wij wel, al was het maar voor even. Tussen de kale bomen door vingen we de laatste zonnestralen. We deden een stoelendans, persten de zon uit als een sinaasappel, dronken het sap tot het laatste slokje en moesten toen echt naar huis. Op dagen als deze lijken we haast dwangmatig te recreëren. Eigenlijk hadden ze dat gebouw wat nu de ondergaande zon blokt gewoon moeten slopen.

Bij de friettent richting huis was het een verzameling van mensen met rode koontjes en een verroeste adem. Achter me hoorde ik twee vrouwen praten over hun kinderen, de zonde die ze op het punt stonden te begaan door het eten van een frikandel en het naderende aspergeseizoen. Dit jaar zouden ze extra goed zouden zijn omdat het had gesneeuwd en sneeuw isoleerde de asperges als een iglo bij een Eskimo doet. Dat hadden ze ergens gelezen, maar ze waren toch wel blij met de zon.

Steven van den Heuvel