Afbeelding
Peter van de Kerkhof

Meneer

Column

Mijn maatje en ik staan in het magazijn van een supermarkt. Het ruikt er zoals in elk ander magazijn van elke andere supermarkt; alleen met laden en lossen komt hier wat frisse lucht binnen. In een rap tempo maken we een container leeg voor de traytjes bier die onderop staan. We mochten ze zelf in komen inladen. De dozen potgroenten en Cup-à-soup glijden door onze handen alsof we dit nog dagelijks doen.

Vijftien jaar geleden werkten we zelf als vakkenvullers. De toenmalige bedrijfsleider zei dat we te lelijk waren voor de winkel en veroordeelde ons regelmatig tot het magazijn. We waren te bleu om in te schatten of hij een grapje maakte, maar discussieerden vooral over wie van de twee er het ergst aan toe was. Door de ruiten van de klapdeuren heen keken we naar de autistische jongen die de houdbare melk spiegelde.

De supermarkt was mijn eigen Schnitzelparadijs: ik leerde er wat er mis kan gaan. Tenminste-houdbaar-stickers op het brood kregen een nieuwe datum als het niet werd verkocht en door het magazijn liepen muizen. We gebruikten keukenpapier om de keutels van de dozen ontbijtgranen te vegen. Af en toe verdween er een in iemands haar en op melige dagen ook een lading in het schap van de houdbare melk. Na een paar werkweken gebood ik mijn moeder voortaan elders boodschappen te doen, ergens waar ik niet elk deukje in de verpakking aanzag voor muizengeknaag.

Mijn leeftijd is inmiddels verdubbeld en ik vul geen vakken meer sinds ik baardgroei heb. Met een winkelwagen vol bier lopen we door de plastic klapdeuren terug de winkel in. Het wagentje kreunt onder het gewicht. Bij de kassa kijkt een groepje puberende jongens bewonderend naar onze inkopen. ’Feestje meneer?’ Ik knik. ‘We vieren dat we meneren zijn geworden’.

Steven van den Heuvel