‘Geen Bredanaar van origine, maar het wel geworden’

NAC

Iedereen ging er al jaren vanuit dat hij, zoon van de markante manager Bob Maaskant, ooit ook trainer van NAC zou worden. Robert Maaskant (39), voormalig kroonprins van het Nederlandse trainersgilde, moest tot deze zomer wachten voor het zover was. Vandaag op BredaVandaag.nl: het derde en laatste deel van het interview met NAC-trainer Robert Maaskant.

Je werkt nu in Breda, dezelfde stad als waarin je al jaren woont. Is dat niet tegen je gewoonte in?
“Dat verhaal klopt niet. Ik heb vaker in de plaats gewoond waar ik werkte. Dat moet ook, vind ik. Daar wonen ook de fans van je club. Ik heb in het centrum van Deventer gewoond, in het centrum van Roosendaal, in Maastricht. Nu woon ik weer in Breda. Ik ben geen Bredanaar van origine, maar ik ben het wel geworden.”

En als je ooit geen trainer meer bent van NAC...
“Dan woon ik nog steeds in Breda, en dan blijf ik naar het stadion komen.”

Je krijgt wel veel reacties, lof én kritiek, wanneer je als NAC-trainer in Breda woont.
“Natuurlijk. Van de 170-duizend Bredanaars hebben er 150-duizend een mening over NAC. Al ben ik er geen twee tegengekomen die dezelfde mening hebben. Dat moet je kunnen relativeren.”

De doelstelling van dit seizoen is het linkerrijtje, en wel zo hoog mogelijk. Over play-offs heb ik niemand gehoord...
“Die play-offs zijn veranderd. Daarvoor moet je bij de eerste zes eindigen. Het is veel te vroeg om daar naar te kijken. Dat ligt aan je manier van spelen, aan hoe fit je blijft. De doelstelling is een goede middenmotor te zijn. De spelersgroep is gretig genoeg om zo hoog mogelijk te willen eindigen.
Het is heel simpel. Ajax, Feyenoord, PSV, AZ, Heerenveen, FC Twente doen mee om de eerste zes plaatsen. Dan heb je Vitesse en Groningen niet eens meegerekend, die ook hogere begrotingen hebben dan NAC.”

Wanneer ben je tevreden?
“Als het publiek tevreden is, en de spelers tevreden zijn. Uiteindelijk moet het werk dat ik doe natuurlijk leiden tot resultaat. Maar het lastige is: dat willen alle achttien ploegen. Het kan zomaar zijn dat één punt het verschil kan zijn tussen plaats zes en plaats negen.”