Het nieuwe en oude hoofdkantoor van InBev. foto Guido van der Kroef
Het nieuwe en oude hoofdkantoor van InBev. foto Guido van der Kroef

KHN: ‘Relatie brouwerij en kroegeigenaar achterhaald’

Economie

BREDA – De relatie tussen de horecaondernemers en de brouwerij is achterhaald en toe aan herziening. Maar van wurgcontracten is geen sprake zoals het rapport van de Koninklijke Horeca Nederland (KHN) eerder deze maand deed overkomen, meent Peter Werther voorzitter van KHN-afdeling Breda.

In het onderzoek Rendement en Relatie staat dat de horecaondernemer die nauw verbonden is met een brouwerij het veel zwaarder heeft dan degene die dat niet zijn.

“In Breda bestaan er vrij veel contracten tussen ondernemers en de brouwerij. Maar ze zijn er toch zelf bij wanneer het wordt ondertekend. Het is ook niet zo eenvoudig als het lijkt. Het is een complex verhaal”, meent Werther.

Vraagtekens
Als voorbeeld werden in het rapport de afnameverplichting en de hoge bierprijs als belangrijke minpunten aangegeven.

“Wie ben ik om aan het onderzoek te twijfelen, maar laat dan zien hoe het wel moet”, zegt Werther. Hij zet zijn vraagtekens bij de toon die de landelijke organisatie aanslaat. Alsof de uitbaters onder druk een contract aangaan, wil hij maar zeggen. Buiten dat investeert een brouwerij in een horecagelegenheid.

Vanuit het Nederlandse hoofdkantoor in Breda van de Belgische brouwerij AB Inbev melden ze dat het onder meer gaat om het leveren en installeren van tapinstallaties. Die zijn vaak een te grote investering voor een ondernemer.

Contract ontbinden
“Een tapinstallatie is heel duur en moeilijk te financieren. Die leveren wij dan aan een café. Dat betekent ook dat wij het apparaat onderhouden. De café-eigenaar heeft dan een afnameverplichting tegenover ons”, aldus woordvoerster Annemieke Matthijssen.

Dat wil niet zeggen dat een ondernemer daaraan vastzit, zegt Inbev. Een contract kan altijd worden ontbonden en overgenomen door een andere brouwerij. “Dat ligt natuurlijk aan de gesloten overeenkomst. Die geldt voor de duur van maximaal vijf jaar. Dat is bepaald door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).”

Maar de horecaondernemers die een huurcontract aangaan met de brouwerij voor het bedrijfspand zijn eveneens verplicht bier in te kopen bij Inbev. Daardoor word de bewegingsvrijheid van de café-eigenaar ook beperkt.

Scheefgegroeid
Volgens Inbev moet er rekening worden gehouden met de risico’s die zij lopen, wanneer een ondernemer failliet gaat. “Dan wordt het ons probleem. Je kunt je afvragen of een uitbater voordeel heeft wanneer hij huurt bij een particulier of vastgoedbedrijf. Het gaat om het totaal pakket wat ze bij ons krijgen”, meent Matthijssen.

Voorzitter Werther vindt wel dat de verhoudingen zijn scheefgegroeid tussen de ondernemers en de brouwerij. “Waar voorheen brouwerijen een lage huur rekenden, wat als een soort subsidie werkte voor de kroegbazen, zijn die dertig a veertig procent gestegen.

Alternatief
“Het is duidelijk dat het niet zo langer werkt. De koppelverkoop moet worden aangepakt, maar dan is er wel een alternatief nodig. Je ziet een ontwikkeling van brouwers die stoppen met het financieren van de horeca”, zo laat Werther weten.

Dat bevestigt Inbev ook zelf. Volgens woordvoerster Matthijssen zijn zij sinds enkele jaren gestopt met het financieren van de horeca, zoals het verstrekken van leningen en borgstellingen. “We concentreren ons op het brouwen en verkopen van bier.”

Heineken maakte in november bekend eveneens die lijn te volgen. Matthijssen: “Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Hopelijk volgen meer brouwers, aangezien dit de professionalisering en onafhankelijkheid van de sector ten goede komt.”