Rechtbank: ‘Koper Lunet kon wijziging functie niet weten’

BREDA - De rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dat de koper van winkelcentrum De Lunet in Breda op het moment van kopen niet kon weten dat de gemeente van plan was niet langer winkels toe te staan in dit winkelcentrum. De rechtbank verklaarde woensdag het beroep van het bedrijf gegrond en vernietigt het besluit dat de gemeente hierover nam.

De gemeente moet nu binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het beroep en de planschadeclaim, waarbij ze de uitspraak van de rechter in acht moet nemen.

Een adviesbureau dat door de gemeente is ingeschakeld raamt de schade voor Van Deursen Groep en Interesting Vastgoed op € 500.000, daarbij opmerkend dat deze schade voor het bedrijf is om dit de schade had kunnen voorzien.

Van Deursen Groep en Interesting Vastgoed legde een claim van € 10.620.000 schadevergoeding neer bij de gemeente omdat ondertussen het bestemmingsplan ‘Steenakker, Stadionstraat e.o.’ van kracht is geworden, waarin de detailhandelsbestemming van het winkelcentrum is ‘wegbestemd’ .

In het verleden waren er al aanwijzingen dat de winkelbestemming van De Lunet aan de Tramsingel zou verdwijnen, maar volgens de rechtbank ging het daarbij om winkels voor de verkoop van dagelijkse goederen, waaronder met name een supermarkt. “Er waren tot 2002 geen aanwijzingen dat in De Lunet alle detailhandel zou moeten verdwijnen”, stelt de rechtbank in haar vonnis.

De gewijzigde functie werd in de Detailhandelsnota 2002 concreet gemaakt. “Gebleken is echter dat de Detailhandelsnota 2002 destijds niet is gepubliceerd of op een andere manier bekend is gemaakt”, aldus de rechtbank. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de kopers, Van Deursen Groep en Interesting Vastgoed, hadden kunnen voorzien dat de gemeente het bestemmingplan zou wijzigen toen ze De Lunet aankochten in 2006. “Dat de Detailhandelsnota 2002 is vastgesteld in een openbare raadsvergadering en dat daaraan voorafgaand consultatierondes hebben plaatsgevonden, maakt dit niet anders”, oordeelt de rechtbank.

Beide partijen kunnen in hoger beroep gaan.