Afbeelding
Michael Janiec

Take me to the Sea: ontroerende verhalen van vluchtelingen in de museumcollectie

Cultuur

BREDA - Alles achterlaten of blijven met gevaar voor eigen leven. Hét dilemma voor veel mensen in oorlogsgebied. Die levensvraag levert weinig echte winnaars op. Nou ja, behalve de smokkelaars, die per ‘groepsreis’ achterlijke bedragen binnenharken.

De emotionele verhalen van veelal anonieme politieke vluchtelingen krijgen een stem en gezicht in Take me to the sea: een net geopende nieuwe expositie in het Stedelijk Museum Breda, waar zeven statushouders aan meewerkten. De naam beschrijft de kern van het project uitstekend: Het zevental ging voor het project terug naar de zee, die  symbool staat voor kracht, maar ook onmacht.

Via storytelling, poëzie, film en fotografie vertaalt de expositie hun impressies. Aangrijpende verhalen, maar ook heel menselijke motieven komen aan bod. In een zekere zin is het ook een confrontatie met jezelf vanwege de vele vaak simpele dingen die je voor lief neemt, omdat je niet anders gewend bent hier.

“Het was een gevaarlijke reis. De smokkelaar gaf niet om ons.” Asmerom Ftwi (28) betaalde tweeduizend euro om via Ethiopië door de woestijn van Sudan naar het noorden te vluchten. Via Sudan trok hij naar Libië, om daar nog drieduizend euro te betalen voor het oversteken van de Middellandse Zee. Niet iedereen in z’n groep had geluk: “Sommige mensen gingen dood. Enkele meisjes werden verkracht door de ‘smugglers’.”

Terwijl Asmerom z’n verhaal doet, weerspiegelen voor een seconde de onvergetelijke gebeurtenissen in z’n ogen. Verborgen leed, waarbij woorden eigenlijk tekortschieten, maar één blik boekdelen spreekt. Asmerom vluchtte twee jaar geleden naar Nederland. Voor hem is zijn geboorteland Eritrea een gevangenis.

Asmerom verhuisde in eerste instantie eerst naar Ethiopië en studeerde daar psychologie voordat hij naar Nederland kwam. Inmiddels is z’n neefje ook naar hier gevlucht, maar de rest van zijn familie zag hij zo’n tien jaar geleden voor het laatst.

“We vertrokken in de nacht. Na vijf uur varen was de boot kapot. Wij waren toen in de wateren van Griekenland.” Saleh Zidan (26) ontvluchtte Syrië. Ook hij stak de Middellandse Zee over. “Ik dacht dat dit het einde was. Het enige waarop ik nog hoopte was om een te sterven zonder pijn”.

Saleh onderbrak z’n studie tot ingenieur, omdat het gebied waar hij verbleef te onveilig werd. Daarnaast zocht het leger hem vanwege de dienstplicht, maar Saleh wou geen mensen vermoorden. Inmiddels is hij twee jaar in Nederland en een jaar in Breda. Negen maanden geleden begon hij Nederlands te leren. Of hij gelukkig is nu? Ja en nee. “Ik heb alles achter moeten laten en denk constant aan mijn familie thuis. Normaal maken de ouders zich zorgen over hun kind, maar ik maak mij nu juist zorgen over mijn ouders."

Als oudste zoon moest Alem Kibrom (27) z’n opleiding staken om thuis zijn moeder te helpen. Z’n vader werkte voor het leger en was maar één maand thuis in het jaar. Toen Alem in aanloop van het volgende schooljaar poogde zijn studie op te pakken in, kreeg hij te horen dat dit niet kon. Ook uitleggen hielp niet, want de school achtte z’n eerdere stoppen als definitief.

Alem besloot om naar een andere provincie te trekken en het daar te proberen. Echter, in Eritrea is migreren tussen provincies zonder toestemming verboden. Hij werd opgepakt, maar ontsnapte tijdens een gevangenisopstand, waarbij honderden anderen het leven lieten.

Eerst vluchtte hij naar Ethiopië, daarna naar Sudan en dan naar Libië. Om in Libië te komen moest hij eerst de Sahara woestijn oversteken. Een reis die normaliter enkele dagen duurt, bovenop een grote Toyota truck met 120 mensen. Zo’n voertuig kantelde nog wel eens en verpletterde passagiers, met enige geluk kon die weer recht gezet worden.

Door een samenloop van omstandigheden werden die enkele dagen door de Sahara verlengd naar ruim drie weken. “Als het nog een dag langer duurde, dan waren we allemaal dood,” vertelt hij met een sombere en serieuze toon. Ook in Libië vond hij geen rust: “We waren met 400 man in een vluchtelingenkamp en er werd rond ons constant geschoten”. Qua eten moesten zij het doen met één kleine portie rijst per dag en simpele middelen voor persoonlijke hygiëne ontbraken volledig.

Alem is dankbaar dat hij in Nederland zo goed opgevangen is. Voor mensen die laconiek reageren op vluchtelingen, vraagt hij vooral om enige begrip: “Nederlanders zijn gastvrij en helpen graag mensen, maar niet iedereen is op de hoogte van onze situatie. Ze zien ons op straat, maar weten niet wat wij moesten meemaken. Wij zijn geen economische vluchtelingen. Ik liet tien jaar geleden alles achter en heb sindsdien mijn moeder niet gezien.”

De expositie ‘Take me to the sea’ van Stedelijk Museum Breda duurt tot en met 28 januari en is gratis te bezichtigen. Het project is een samenwerking van VluchtelingenWerk Nederland, Gemeente Breda en Stedelijk Museum Breda en tussen organisatoren Liesbeth van Well (interviews en film) en Marianna Geraci (fotografie en muziek).