Afbeelding
Rekenkamer

Rekenkamer: Tien aanbevelingen voor betere Wmo in Breda

Algemeen

BREDA - De manier waarop Breda met zorg vanuit de Wmo omgaat kan beter. Dat blijkt uit een enquête van Rekenkamer Breda onder 108 Bredase Wmo-clie¨nten, - aanvragers en mantelzorgers.

60% van de gei¨nterviewden ervaart een tekort aan Wmo-hulp. Daarbij gaat het met name om ouderen, personen met meervoudige beperkingen, personen met psychische problemen (waaronder dementie) en mantelzorgers.

Het tekort bestaat vooral op het gebied van huishoudelijke hulp, begeleiding bij de zelfredzaamheid en mantelzorgondersteuning. Wethouder Miriam Haagh (PvdA) noemt de aanbevelingen in het rapport ‘hartstikke waardevol in de uitvoering’ en een aanvulling op het verplichte cliëntervaringsonderzoek onder duizenden zorgnemers. “Daaruit blijkt dat tachtig procent tevreden is, dat betekent ook dat er altijd ruimte voor verbetering is. In dit rapport is de diepte in gegaan. Dat geeft handvatten om te verbeteren.”

De Rekenkamer stelt dat de gemeente Breda nog verder verbetering kan aanbrengen in het bieden van voldoende integraal maatwerk voor weinig zelfredzame, weinig mondige burgers, waaronder veel ouderen. “De meeste clie¨nten kunnen het hulptekort niet compenseren en zijn afhankelijk van de hulp van de overheid om langer thuis te kunnen wonen.”

Voorts constateert de Rekenkamer dat de gemeente Breda nog verder verbetering kan aanbrengen in de toegang tot de hulp: ongeveer de helft van de gei¨nterviewden ervaart obstakels in de toegang tot Wmo-hulp.

De Rekenkamer stelt dat twee jaar na invoering van de nieuwe Wmo de uitvoering nog een voortgaand groeiproces is. Het gaat in deze vooral om een goede balans tussen enerzijds meer vragen van de eigen zelfredzaamheid en het sociaal netwerk en anderzijds het bieden van voldoende hulp om zo lang mogelijk zelfredzaam te kunnen blijven en zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Die balans kan nog verder verbeteren, zo stelt de Rekenkamer Breda.

De Rekenkamer heeft in het rapport tien aanbevelingen. Zo zou de gemeente meer en duidelijkere - papieren - informatie moeten verstrekken over waar hulpbehoevenden welke hulp kunnen vinden.

Ook beveelt de Rekenkamer aan om het systeem van resultaatfinanciering te heroverwegen, zodat de gemeente zelf meer de verantwoordelijkheid neemt voor de hoeveelheid hulp, die clie¨nten krijgen, in plaats van die vooral bij de aanbieders neer te leggen.

Daarnaast raadt de Rekenkamer aan om als gemeente nog meer werk te maken van het verder verminderen van de hiaten in de hulp tussen de zorgregelingen. Volgens de Rekenkamer is de ‘samenwerking tussen en taken van verschillende actoren [...] nog niet geheel uitgekristalliseerd.’ “Krappe financie¨le middelen, concurrentie en stringente toegangseisen werken deze afstemming nogal eens tegen. Die afstemming is wel nodig om te komen tot voldoende integraal maatwerk voor de clie¨nten om zo lang mogelijk zelfredzaam te kunnen zijn en zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen. Dat is immers wat de Wmo beoogt.”

Haagh zegt in het rapport de context waarin de Wmo wordt uitgevoerd te missen. “Namelijk dat we het als gemeente met 40 procent minder budget voor huishoudelijke hulp moeten doen. Dat betekent wel wat voor de zorg die je levert. Die uitgangspunten zijn niet meegenomen.” Zij zegt dat dat is waar de gemeenteraad zich over moeten buigen. “Zeker gezien de groeiende doelgroep, is de druk echt hoog om dit goed uit te blijven voeren. Niet voor niets hebben we als College dit ook opgeschreven in het overdrachtsdocument voor het nieuwe college.”  

Het rapport van de Rekenkamer wordt nog besproken in de gemeenteraad. Naar verwachting kan de Rekenkamer het 1 maart toelichten in de raadsvergadering.