De hond van God

Column

Zou God een huisdier hebben? Een warme Retriever die 's avonds als het Baasje van een belangrijke vergadering thuiskomt nog lekker even tegen Hem aanschurkt. Ik denk het niet. Een hond leidt maar af, daar kan een opperwezen niet zo veel mee.

Ik heb wel een hond. Hij heet Vrijdag en is 9, ergo; 63. Ik heb Vrijdag zo genoemd omdat hij zwart is en ik hem op die dag van de week ophaalde uit een hoerentent aan de Prinsenkade. Huize Katja, u welbekend. Huize Katja deed allang geen grondvesten meer schudden. Het was een vrijplaats voor krakers en die hebben veel honden die jongen. Vrijdag was amper 5 weken oud en had ongeveer tien zusjes en broertjes. Ik koos hem omdat hij middenin de schaal ging zitten toen het eten werd geserveerd. Eigenzinnig, dacht ik nog. Ik nam de trillende Vrijdag onder mijn trui mee naar een voor hem volstrekt onbekende en bange wereld. We werden vrienden voor het leven.

Nu gaat Vrijdag dood. Hij heeft iets aan zijn hart; een infarct zeg maar. Al zei de dierenarts dat dat niet kan bij honden. Hij zei ook dat honden van hetzelfde ras elkaar niet kunnen herkennen en als we nu zouden stoppen met het fokken, de hond te zijner tijd weer in een wolf zou veranderen.

Leuk verhaal maar daar was Vrijdag niet mee geholpen. De ooit zo levendige Vuilnisbak liep nu als een oud kereltje te sjokken, kortademig en al. Ik kon het niet langer aanzien en besloot Vrijdag op een middag te laten inslapen. Als God beschikte ik.
Maar niet voordat we nog één keer ons oude pad door Hooge Zwaluwe hadden gelopen. En daar gebeurde het; Vrijdag die al tien dagen de ene poot amper voor de andere kreeg; zette het ineens op een sprintje; rolde om en stak zijn oren hoog de lucht in. Ik weet zeker dat ik hem hoorde zeggen: "Ik beslis zelf wel wanneer ik ga", of een blaf in die strekking.
Vrijdag en ik zijn nog steeds samen. Hij zal dood gaan op korte termijn maar alleen op zijn voorwaarden.