Afbeelding

'Breda's Museum heeft de afgelopen jaren behoorlijk goed gefunctioneerd'

Cultuur

BREDA - Wethouder Akinci zegt dat de 1,5 miljoen euro die Breda in de afgelopen vijf jaar aan externe kosten maakte bij het Breda’s Museum goed zijn te verklaren. Zo zou museumpersoneel vaak flexibel inzetbaar moeten zijn. De oplopende kosten voor de verschillende onderzoeken komen volgens Akinci door de wensen van de gemeenteraad.

Flexibel personeel
De afgelopen 5 jaar werd er 324.000 euro uitgegeven aan het interim management van het Breda’s Museum. Volgens Akinci is de onduidelijke toekomst van het museum hier de oorzaak van. “Bij een fusie heb je niet ineens behoefte aan vier directeuren, daarom is er gekozen om geen vaste werknemer hiervoor aan te trekken. Het was een tijdelijke oplossing die iets langer duurde.”

Volgens het Akinci is het sowieso gebruikelijk voor een museum om met veel flexibele personeelsleden te werken. Het aantal benodigde werknemers verschilt volgens de wethouder nogal per tentoonstellingen. “Vergelijk het met de PTT die extra mensen inhuurt tijdens de decembermaanden.”

De noodzaak tot flexibele inzet is volgens Akinci ook de reden dat het Breda’s Museum per jaar ongeveer 87.000 euro uitgaf aan externe marketingcoördinatie. Sommige exposities zouden meer promotie nodig hebben dan anderen. Opvallend is dat de deze kosten hiervoor in 2014 zijn teruggebracht tot nul.

Marketing
Volgens de wethouder zijn de verdwenen kosten voor marketingcoördinatie te danken aan de komst van Vera Hoogsteden als interim-directeur. Zij zou veel van deze taken hebben overgenomen. Volgens Akinci is dit ook bewijs dat het aanstellen van twee directeuren voor het museum geen overbodige luxe is. “Daarnaast waren er in 2012 en in 2013 een aantal tentoonstellingen die een extra aandacht verdienden zoals de expositie over de Medici en de tentoonstelling van Petrus van Schendel”, verklaart de wethouder.

Het stoppen met het inhuren van marketingpersoneel past volgens Akinci bij zijn opdracht om het museum efficiënter te maken. Hierbij verwijst hij naar de bezuiniging van anderhalf miljoen die de begroting van het museum rigoureus veranderde. “Het is in dat licht gezien niet vreemd dat je meer zaken intern probeert op te vangen. Tegelijkertijd moet je constateren dat er nu wel hel veel wordt gevraagd van het personeel. Dit hou je niet tot het einde der tijden vol.”

Toekomst
Onlangs werd er een nieuw onderzoek afgerond naar de toekomst van het Breda’s Museum. Toch ziet Akinci de voorgaande onderzoeken, die samen 116.730,70 euro kostten, niet als weggegooid geld. “Dat zou je snel kunnen zeggen, maar er wordt ook nu nog veel met die informatie gedaan.” Zo zou het laatste rapport veelvuldig gebruik hebben gemaakt van de eerder verzamelde cijfers en bevindingen.

Het laatste rapport over het museum van onderzoeker Jan van Laarhoven stuurt aan op een nauwe samenwerking tussen MOTI en het Breda’s Musuem. Volgens Akinci past dit prima bij het de ontwikkelingen die je elders in het land ziet. Het combineren van erfgoed en beeldcultuur kan volgens de wethouder prima.

De afgelopen jaren kreeg het museum nogal eens het verwijt visieloos te zijn. Een onterecht verwijt vindt Akinci. “Ik vind die kritiek vreemd. Als je kijkt naar de bezoekersaantallen denk dat ik dat je kan constateren dat het museum de afgelopen jaren best behoorlijk functioneert.”

De wethouder erkent dat het museum de afgelopen jaren vanwege de bezuiniging een moeilijk dossier is geweest. “Ik denk dat we nu op de goede weg zijn en denk gezien het enthousiasme uit het veld dat we binnenkort een nieuw museum zullen zien dat past bij de ambitie van de stad."