Petra Koenders van de Green Chemistry Campus. 'Afval bestaat niet'.
Petra Koenders van de Green Chemistry Campus. 'Afval bestaat niet'. Foto: GCC

Voor biobased innovatie zijn regelgeving en geld de grootste hobbels

Door: Wijnand Nijs Economie

BREDA/BERGEN OP ZOOM – Als vanouds is innovatie is een traject van vallen en opstaan, maar in de biobased sector geldt dat misschien nog wel dubbel en dwars zo sterk. De Bredase Petra Koenders, directeur van de Green Chemistry Campus (GCC), weet dat als geen ander. “De grootste hobbels zijn regelgeving en geld.”

Maar eerst even de uitleg: wat is biobased? “Dat zijn producten die niet gebaseerd zijn op fossiele grondstoffen, zoals olie, of waar in elk geval geen nieuwe olie voor nodig is. Biobased gaat daarmee ook over hergebruik. “De reststromen van productieprocessen zoveel mogelijk hergebruiken en niet verbranden. Afval bestaat niet.”

Twee pijlers
Koenders schets daarmee ook de kern van de Green Chemistry Campus activiteiten: het stimuleren van een groene, circulaire economie. “De campus bestaat uit twee pijlers: de eerste is een fysieke. GCC biedt onderdak aan producenten die de stap van een lab naar een kleine productieomgeving willen maken. Onze paraplu-vergunning maakt dat voor ze mogelijk.”

De tweede pijler gaat om ondersteuning. “GCC is een door verschillende overheden gefinancierd instituut, dat zich richt op het mkb. Wij kunnen het midden- en kleinbedrijf niet alleen helpen met het vergroenen van bijvoorbeeld verpakkingsmateriaal, maar ook met vragen over hoe hun eigen productielijn gebruikt kan worden met groene materialen.”

Regelgeving
Voor beide pijlers is regelgeving een vertragende factor. “Als het gaat om verpakkingsmateriaal van voedsel, dan moet biobased voldoen aan de strenge eisen die werden opgesteld in de jaren vijftig voor op olie gebaseerde verpakkingen. Een PET-fles geeft niks af aan de vloeistof die er in zit, een frietbakje van plastic kan 120 graden hete inhoud aan. Een frietbakje dat gemaakt is van de reststroom van aardappelproductie moet daar dus ook aan voldoen”, geeft ze als voorbeeld. “Het kostte de Oosterhoutse producent Rodenburg tien jaar om die regels veranderd te krijgen. Dat is killing.”

Koenders schetst een vergelijkbare case. “Voor het werken met een reststroom van productie gelden dezelfde regels als voor afvalverwerking. Dat betekent dat je aan een aantal strenge eisen moet voldoen. Terwijl afval als zodanig niet meer bestaat: het zijn nieuwe grondstoffen. Dat heeft een jaar gekost om dat op die manier in de vergunning te krijgen. En dan staat er nog steeds het woord afval in.”

Geld
De andere hobbel is geld. “De chemie, dus ook de biobased chemie, is erg kapitaalintensief. Voor investeerders is het daarom minder risicovol om in een it- of marketing startup te investeren. Met biobased heb je een lange periode van investering nodig. Daarnaast is financiering door bijvoorbeeld een BOM (Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, red.) over het algemeen pas aan de orde voor bedrijven die verder zijn in hun ontwikkeling. Als het om subsidies gaat, is het een oerwoud van financiële regels. Ook daar bieden wij ondersteuning in.”

De Green Chemistry Campus begon in 2012, na een initiatief van SABIC. Daar is de campus ook gevestigd. SABIC is nog steeds aandeelhouder, naast de provincie Noord-Brabant, gemeente Bergen op Zoom en Rewin. De ontwikkeling zou sneller mogen verlopen. “Dat heeft meerdere oorzaken, zoals genoemd. Maar ook de lage olieprijs was er mede oorzaak van dat bedrijven biobased alternatieven geen prioriteit gaven. Je ziet nu dat er meer aandacht voor komt, ook vanuit de politiek.”

Challenges
De groei van de Green Chemistry Campus en van de circulaire economie gaat gestimuleerd worden door het uitzetten van challenges, waarmee BioVoice gaat starten. BioVoice is het nieuwe ‘business booster’ programma van REWIN West-Brabant en de Green Chemistry Campus. “Bij grote bedrijven gaan wij challenges ophalen van restproducten waarmee zij in beginsel zelf niets kunnen. Daarmee gaan wij op zoek naar matches bij kleine innovatieve bedrijven. Dat doen we samen met de Kamer van Koophandel. De grote bedrijven stellen daarmee hun Research en Development open voor innovatieve matches.”