De berendresseerder. ARCHIEFFOTO RINIE MAAS
De berendresseerder. ARCHIEFFOTO RINIE MAAS Foto:

Belleman en Klepperaar; mannen met hart en ziel voor de stad

BREDA - "Belleman en klepperman zijn, tot kort na de slechting der wallen in stadsdienst gebleven", schrijft de Bredase chroniqueur van de 19e eeuw, Henri t' Sas, die verhalend, veel voor de stad heeft betekend.

DOOR RINIE MAAS

T'Sas vertelt: "Men sprak toen nog niet van 'gemeente'. Als je ondertrouw had gedaan werd je niet aan het gemeentehuis maar aan het stad-uis aangeplakt". Ik heb dat sjofele groen omlijst kastje nog zien hangen in 1965 bij aanvang van mijn imponerende carrière als loopjongen van het Dagblad De Stem. Erin gekeken heb ik nooit. Voor trouwlustigen interesseert een puber zich niet. Des te meer voor de hinkelende meisjes van zijn leeftijd die met een gevoelige trap het lege sardientjesblik in de eindboog loodsten. Dat 'dooie kastje' aan de muur van het stadhuis vlak naast de dubbelstoep ter linkerzijde heeft mij altijd geïrriteerd en waarom weet ik nog niet precies.

Berendresseerder

Vóór het kastje waren er de Klapperaar en Belleman. Hun werkwijze heeft Henri t'Sas vastgelegd in het Dagblad De Stem in zijn veelgelezen rubriek "wat voorgoed uit Breda verdween". De Stadsbelleman werkte overdag. De Klepperaar 's nachts bij weer en ontij. Een dief kon betrapt worden. De Belleman informeerde over de visafslag maar gaf ook door dat de berendresseerder daar en daar en dan en dan zijn kunsten vertoonde. In 2019 volkomen terecht in de ban gedaan vanwege dierenleed. "Hij roeptoeterde dat het uit moest zijn met het storten van vuil op straat; dat de honden aan een moelband (muilband) moesten lopen (net als de beer) of thuis aan de ketting gelegd worden. De luidkeels rond-geschreeuwde publieke kennisgeving eindigde 'stadsvast' met: "Zegt het Voort!".

Horlogerie

De klepperman, voorzien van een klepper met houten slingerhamer trad klokslag middernacht in functie: "Twaolf uur heit de klok; de klok heit twaolf uur". Een relevant intermezzo: professor W.F. Hermans heeft in zijn boek 'Een heilige van de horlogerie' vastgelegd dat voor onze verre voorouders de tijd niet meetbaar was en zijn herinnering vaag. Klopt! Maar toen onze jongste voorouder (1875) de tijd kon lezen op de klok vergat de auteur de Klepperman, wiens professie het was de tijd op straat bekend te maken, voor de velen zònder klok.

Pantoffelparade

t'Sas: "Zijn medewerker zat boven in het topje van de stadstoren die elk nachtelijk uur zijn deuntje "Alles in rust, Breda" of iets van dien aard over de slapende stad blies". Ik voeg eraan toe dat in geval van onrust d.w.z. brand deze publieke dienaar uit het roemrijke geslacht Frishert een rood brandende lantaarn op de trans plaatste. Kennelijk lagen de Bredase jongens ook op zijn liedje te luisteren."Vele jaren nog , na de opheffing van deze stadsambten, floot de mannelijke straatjeugd, donderdags en 's zondagsavonds in de Brugstraat de vrouwelijke jeugd achterna op de melodie van de torenwachter." Er werd geregeld pantoffelparade gehouden, weet t'Sas, en de melodie fungeerde als preliminair (voorbereiding) voor een wandelingetje naar het spul-huis, of een dans in 't Zwaantje of 't Zwart Schaap.

Schim

De Bredase Belleman is na langzaam afsterven terziele. Maar hier onderscheidt t'Sas, terzake de Stadsomroeper, twee publieksfiguren Dat blijkt uit het vervolg waarin hij de reeds bij Antoon Coolen beschreven eeuwige draver ten tonele voert, een kunst waarop de Brabantse jeugd hem een keer hoopte te ontmaskeren. "Zijn schim heeft nog enkele jaren nadien door Bredase straten gedraafd in de persoon van de hardloper met zijn handbelletje…Hij deed trouwens nooit zijn mond open, stak alleen maar zijn hand uit naar de hele en halve centen die hem toegereikt of toegeworpen werden". De eeuwige draver schiep de mythe dat hij niet kon stilstaan (misschien was de draverij, veronderstelde fantasievolle redenaars in de herbergen, hem als kwellende straf opgelegd) en al voerde het verstand een dag later de boventoon, te maken te hebben met een schertsfiguur; men werkte eraan mee de draver als herkenbaar baken in stand te houden.

Gong

De Stadsomroeper bleef ook. Hij was de opvolger van de Belleman. Een man van stand. Niet met de bel maar met de gong werd de aandacht gevraagd. Meneer de Glas met zijn grijze bakkebaarden zag er, overeenkomstig de claqeurs (ingehuurde begrafenisklappers), keurig gekleed uit. "Een "Marchand-Tailleur" dient ook in het openbaar zijn kunst te demonsteren". De Glas, een aartsvaderlijke figuur, weet Henri te vertellen. "De gongslag alleen al bracht je in een sonore, devote stemming en beschaafd klonk het: hedenavond afslag van kabeljauw en schelvis zomede een partij verse garnalen".

Plicht

Aan een huwelijksaankondiging heeft hij zich nooit gewaagd. Maar…vóórdat dat getypte velletje in dat lelijke groene kastje van huwelijken gewag maakten waren hier de Klepperman, Belleman en de Stadsomroeper de vertrouwde figuren die, nimmer hun plicht verzakend, met hun mededelingen de stad zijn ziel en karakter gaf. [l]