De Nieuwe Haagdijk. ANSICHT HANS CLAESEN
De Nieuwe Haagdijk. ANSICHT HANS CLAESEN Foto: Hans Claesen

De welbespraakte Mieke Spie

BREDA - Mieke Spie was een dame uit de Nieuwe Huizen verder terug in de tijd dan die ik daar beleefde. Mieke Spie stak goed in de centen. Ze was een niet benoemde regentes die haar autoriteit ontleende recht te doen gelden aan dochter te zijn van een burgemeester uit de Sinjorenstad. Of was ze van een orgeldraaier? Daar liet ze naar raden. Bij Mieke Spie was haar 'kom af' een raadsel.

DOOR RINIE MAAS

Ze reed een fiets die blonk van nieuwigheid. En daarvoor eiste ze in 1903 in heel Breda de stoep op. Ze stapte op aan het begin van de Haagdijk, reed over de brug van de mark over het trottoir van de drie Brugstraten en eindigde op de markt. Ze zette haar dure kar tegen de kiosk en ging winkelen. Met vrouw d'Ont, die ramrails schoonspoot, had ze de afspraak dat die er wel efkes op zou letten.

Baliekluivers

Mieke Spie leerde ik kennen op de kop van de Markendaalseweg. Daar stonden de gepensioneerde mannen te buurten, jaren 50. Ze werden 'baliekluivers 'genoemd. En het markante van deze stad is dat die plekken nog steeds bestaan; het bankje bij het vroegere belastingkantoor op de Gasjes is ook zo'n onverwoestbare plek van druk babbelende bankzitters. Tussen hen was er een die zei; "gij wit 'wel wa' van Breda, Maar ik wit méér. Ik wit zeker dagge gij dees niet hebt gekend". En dat was Mieke Spie die voor hem net zo bekend was als Kaatje en Mieke van de Haagdijk, de twee uit een ei, geen tweeling zoals velen menen en luisterend naar de burgernaam Aarts. Ook die feiten vertelde het ventje mij met een zucht van welbehagen meer te weten dan een naar kopij op zoek zijnde blaag.

Zatteriken

Mieke was typisch Bredaas. Ze was jonger dan de oude huizen in de Nieuwe Huizen waar ze woonde. Ze droeg bij het boodschappen doen een hoed en soms, om zich te meten met de vrouw van Jacoby uit de raad, op vrijdag een voile. Wie goed luisterde merkte aan haar tongval dat ze uit Antwerpen kwam, geboren op de lei toen de vesten werden afgebroken. Je kon het horen aan het gemengde dialect dat ze sprak. Of was ze eerder taalvaardig? Ze kon zo mooi schelden dat het literair was! Op zatteriken spuwde ze haar gal voordat ze het café inzwaaiden. Ze kende die meestal magere kostgangers als geen ander en had ze er een in het vizier dan typeerde ze onbarmhartig; "Kikt' um die spoelt hard door het riool als het regent; hij is zo dik als pompwater". En om de buurvrouw te laten lachen voegde ze er snijdend aan toe: "Die moet tweemaal binnenkomen eer ge hem ziet".

"Hondeken"

Mieke spie had respect voor werkende vaders. Maar dat drinken, heel het loon, voordat ze thuiswaren, dat bracht woorden op haar tong die haar gevreesd maakten. Kinderen in onschuld geboren noemde ze : "mijn hondeken", "mijn schapeken", terwijl ze helemaal niet van haar waren.

Stoep

Mieke was niemand tot last maar dat ze met de fiets op de stoep reed werd haar niet unaniem in dank afgenomen. Kaatje en Mieke duwden hun kar met sloffen ook over de straat. Waarom moest dan "die van Spie" op de stoep? Wel, Mieke Spie vreesde de tram. En wat je vreest wordt je noodlot. Als de lezer de hierbij geplaatste fraaie, oude ansicht bekijkt dan ziet hij dat het rond 1900 op de Haagdijken te beginnen op de Nieuwe Haagdijk op de stoep drukker is met handel en wandel; verkoop van groente en fruit en bij elkaar pratende mannen en vrouwen dan op de stille straat.

Haar taaltje!

Op een dag is het gebruik van de stoep als verkeersweg haar dan ook bijna fataal geworden. Ter hoogte van de Katjang week ze uit voor enkele bij elkaar klappende vrouwen die geen ruimte wilden maken, waardoor ze op de stoeprand balanceerde en ze met de stoomtram in aanraking kwam. Door de klap kwam ze gewond op de stoep terecht. De dokter van de Pius was er snel bij. Voor de tram was geen consideratie; een zwarte duivel was het. De door hen verzorgde 'kleine Ko', zonder armen en benen, was in Lonneker, zijn geboorteplaats, onder de tram gekomen met genoemde dramatische gevolgen. Dat het karaktermensen waren wil ik graag kwijt. Want de Kleine Ko verdiende met mondschilderen van fraaie Bredase panorama's de kost. Karakter had Mieke ook. De grafdelver, Witlox van de Gerardus Majellaparochie kwam voorbij. Hij schrok zo van het ongeluk dat hij zich te buiten ging aan opgewonden uitingen. Met de vraag "of de pastoor moest komen voor bediening".

Waarop Mieke zich verhief, zeggend: "Ginne zever, Witlox, ge bent te vroeg". Het taaltje van Mieke! [l]