Pater Pieter en secretaris Jan de Ridder. FOTO STADSARCHIEF
Pater Pieter en secretaris Jan de Ridder. FOTO STADSARCHIEF Foto: Stadsarchief

Pater Pieter van der Meer de Walcheren

BREDA - Hij omschreef in het Abdijklooster Sint Paulus God op vele manier maar vooral als 'liefde' op een wijze die een mens stil kan maken.

Picasso, Zadkine, Mauria waren zijn vrienden. Hij was in de Eerste Wereldoorlog tot 1918 in Frankrijk oorlogscorrespondent voor de Tijd Maasbode. Een zware opgave, die zijn zoektocht naar de zin van het leven moet hebben geïntensiveerd. De oorlog verlost hem van zijn naïviteit dat communisme en socialisme een betere wereld zouden realiseren. Hij werkte mee aan de Nieuwe Gids en de Jonge Gids van Herman Heijermans. Zijn zoektocht naar de zin van het leven ging door. Als monnik van St. Paulus wilden vogels van allerlei pluimage hem ontmoeten. Zijn secretaris Jan de Ridder hield er orde in.

Tederheid

In 1954 sterft zijn vrouw Christine Vermeer. Een nog dieper peilen kenmerken zijn vele boeken en andere werken. "Ik ben in een andere werkelijkheid verplaatst. Ik ben niet helemaal hier. Ik ben in tweeën gescheurd. De God der levenden is een verschrikkelijke God". En dan volgt: "Hij is de harde Liefde en de onnoembare Tederheid.

Hokjesgeest

Veel heb ik hier over de journalist, pater en priester Pieter van der Meer de Walcheren verteld. Paulus van Daesdonk situeert de wereldburger terecht in het Ginneken. In 1942 betrekt zijn gezin (zijn vrouw Christine, zijn dochter Anne Marie en de kleine Pieter, zijn zoon) een huis aan de Burgemeester de Manlaan 20. In zijn dagboek 4 geeft hij op zijn mening over Breda onder en na de oorlog. "Het saamhorigheidsgevoel van onder de oorlog is verdwenen. De hokjesgeest sluit benauwde kleinheid, naijver en afgunst in. Weer dezelfde kliekjes ontstaan". Het verhaal schittert door een zuinig aantal woorden, een aantal dat precies zegt hoe het was in Breda.

Lode Baekelmans

Pieter was geestelijk een boom van een man en hij droeg vele vruchten. Nog nooit is verteld over zijn jonge leven als journalist en die jaren tot leven te kunnen wekken dank ik aan Lode Baekelmans mijn favoriete biograaf van Antwerpen in zijn werk 'Ontmoetingen'.

Slodderhoedje

"Op een regenachtige namiddag is hij voor me opgedoken, een jonge man met blonde vlasbaard, gehuld in een caban (poncho) en met een slodderhoedje op het hoofd. 't gebeurde in de oude volksbibliotheek in 1903, toen hij met J. Steynen 'Het leven' redigeerde. Hij kwam me vragen mee te werken aan zijn maandblad. We hebben door de stad (Antwerpen) gekuierd, gepleisterd in "De Nederlandsche boekhandel". In de Hulstkamp een koffie gedronken en zitten praten. We waren beiden jong en bereid om de wereld te hervormen, sterren te gaan plukken…en nog een koffie te drinken"…

Lieven

Het zijn regels van een veel ruimere schets van de door mij geliefde Lode Baekelmans die ik onmiddellijk voor mij innam door zijn vakkundiger verteltrant. De Antwerpenaar staat zo dicht bij Breda dat ik eerst iets wil vertellen over zijn boek 'de dolaar en de weidsche stad'. Het verhaal gaat over de Vlaamse boerenjongen Lieven die ziet dat de stad aan de Schelde, waar eerst de vesting stond om zich te verdedigen later het land inneemt met reuzestappen wat zich omzet in een reeds aangekweekt verlangen om het uitgebluste 'buiten' te verlaten om in die handelslustige stad zijn bestaan op te bouwen.

Zatlappen

Lieven gaat en wordt ontvangen. "Dat is er een van uit de tijd der bleke blauwe patatten en de vogels kwawatten droegen. Werk? Wij zijn wel niet lui maar werken toch niet geerne…Lieven hoort het bedremmeld aan. "Ik zal eens je catechismusles afvragen…Hoeveel goden zijn er?...Ik zal het u zeggen vervolgt de plager…er is er een: de god der zatlappen". De beroemde Elsschot verbeeld hem in dwaallicht, zijn tocht door de stad met Ali en Mohammed. Ze kijken ontsteld naar zijn schets van Christus aan het kruis. Kroon, bittere mond uitpuilende ribben. Ze zijn bewogen. "Gebeurt dat hier meer?"

Bij pot en pint

Neen, dat is onze God". Je moet je inspannen om deze antiquariaten op te kop te tikken. En vervolgens kocht ik van beiden al hun boeken om daarin alles te weten te komen over de gewone man in de straat van allerlei slag en soort en de aristocratie waarin soms edelheid schuilt. En dan volgt de verrassing die ik u al liet horen. Ik lees in Ontmoetingen over de jeugd van 'onze' Pieter van der Meer de Walcheren. "Op een regenachtig dag is hij voor me opgedoken, een jong man met blond vlasbaard gehuld in een caban. Nooit vergeet ik zijn ogen overwaasd door zachtheid en droom. In dat jaar hield ik in "De Distel een lezing over 'de dolaar en de weidse stad'. Pieter had me te logeren gevraagd. Na afloop van de lezing bleef men bomen bij pot en pint… We hadden elkaar gevonden en vriendschap gesloten". [l]

Pieter als journalist omstreeks 1930.