Laatste ijstijd: de Weichsel-ijstijd

De Weichsel-ijstijd, circa 116.000 - 9.700 vóór Christus, volgde het Eemien op. Een warmere periode tussen de IJstijden door. In het noordwesten van Europa ontstond een toendralandschap waarvan in de zomers alleen de bovenlaag ontdooide. Niet in alle perioden van de Weichsel-ijstijd was de gemiddelde temperatuur even laag. IJzige perioden werden afgewisseld door langdurige perioden met meer gematigde temperaturen. Het poolijs bereikte Brabant echter ook in de koudste fasen van deze ijstijd niet. De gemiddelde julitemperatuur was toen hooguit 5 graden tegen nu 18,5 graden. De Noordzee was in deze periode grotendeels drooggevallen en werd bewoond door dieren waarvan de meesten zijn uitgestorven. Tijdens de Weichsel-ijstijd waaide in de droge perioden zand op uit de bedding van de Schelde. Dit vormde hoge zandduinen in West-Brabant van Woensdrecht tot Steenbergen. Deze duinenrij is de Brabantse Wal. Wij leven nu in een interglaciaal. Een periode tussen de ijstijden. Tussen 15.500 en 12.000 jaar geleden wordt het Laat-Glaciaal genoemd. Een overgangsfase naar de huidige tijd. Koele en warmere fasen volgden elkaar snel op. Tijdens het eerste deel van het Holoceen, zoals de huidige tijd ook wordt genoemd, steeg de zeespiegel snel. Ruim 45 meter op 4.000 jaar tijd tot vijf meter onder het huidige zeespiegelniveau 7.000 jaar geleden. Dit vond plaats door het afsmelten van de grote landijskappen. Het barre klimaat en de geografie van Brabant waren niet geschikt voor landbouw en nederzettingen. Er zouden toch al 250.000 jaar geleden mensen in Brabant hebben gewoond: de Homo heidelbergensis. Het waren jagers en vooral verzamelaars die zich niet blijvend vestigden in een gebied met bijna een heel jaar permafrost. 35.000 jaar geleden vertrokken ze.[n]