Warme perioden tussen de ijstijden

We leven momenteel in een interglaciaal. Een warme periode tussen de diverse ijstijden in. Want er zijn alleen al in het Pleistoceen, 258.000 jaar geleden tot 11.700 jaar geleden, vier warmere perioden tussen de ijstijden door geweest. De warmere periode, nog voor het Eemiem, was het Oostermeer welke slechts 5000 jaar duurde. Het Eemien heeft 10.000 jaar geduurd en lag tussen de laatste twee ijstijden, het Weichselien en het Saalien. De vierde warmere periode, terug gekeken vanuit de laatste ijstijd, is het Holsteinien en duurde 32.000 jaar. Vanwege het warme klimaat destijds, lag de zeespiegel vrij hoog.
Nu zitten we dus ook in een warmere periode, genaamd het Holoceen, tussen de ijstijden in. Deze periode wordt sinds kort ook aangeduid als het Antropogeen. Dat is de periode waarbinnen de mens duidelijke invloed heeft gekregen op het klimaat. Nu is het interessant om te achterhalen hoe snel in het verleden tussen de ijstijden door, zich temperatuurveranderingen en zeespiegelveranderingen hebben voorgedaan. In het bijzonder gaat het dan in de huidige situatie om de stijgingen en de gevolgen daarvan. In feite moeten we de temperaturen in de ijstijden ook niet overdreven koud inschatten. In Brabant heerste tijdens de laatste ijstijd een droog toendraklimaat. De grond kende permafrost die alleen tijdens de hoogzomer ietwat smolt tot een moerassige ondergrond. De gemiddelde julitemperatuur was ongeveer 5 graden. Dat was net voldoende voor mensachtigen, onze verre voorvaderen, om te overleven. Dit geldt ook voor sommige delen van de flora en fauna. Hoewel we langzaam opnieuw naar een ijstijd evolueren, zullen wij en de directe generaties na ons, deze zeer waarschijnlijk nooit meemaken.