De eerste weerkundige waarnemingen in Breda

Het waarnemingsstation, door Wenckebach van 1837 tot 1846 gebruikt, bleef na zijn plotselinge dood op dezelfde plaats gevestigd. De waarnemingen zijn onbelangrijk en vertonen veel onderbrekingen. Willem Wenckebach was niet de eerste die een weerkundige meetreeks opzette in Breda. Er ontstond een langdurig voortgezette waarnemingsreeks, welke door Mr. J. Eckhardt, rentmeester van de domeinen van den Prins van Oranje te Breda, in 1708 is begonnen. Hij deed zijn temperatuurwaarnemingen met een luchtthermometer, die binnen aan den buitenmuur van de serre van zijn landgoed hing. Deze zijn tot 1741 voortgezet, doch ze zijn uit den aard der zaak niet betrouwbaar. Den barometer teekende hij sinds 1713 aan. De schaalverdeeling van den barometer was in willekeurige graden verdeeld, waardoor vergelijking met de latere zeer bemoeilijkt wordt. Voorts teekende hij dagelijks de weersgesteldheid op. Zijn registers zijn bewaard gebleven en bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. De beroemde Nicolas Cruquius begon in 1705 met zijn waarnemingen in Leiden, Delft en Rijnsburg tot 1730. Dat de waarnemingen van Eckhardt toch betrouwbaar waren, blijkt uit experimenten door Franse instrumentenmakers over de luchtthermometer. De instrumentmaker Hubin weet de twee-vloeistoffen-barometer van Christiaan Huygens af te sluiten van de lucht en er een luchtthermometer van te maken. In 1693 pleit Edmond Halley in de Philosophical Transactions voor het gebruik van de luchtthermometer. Geen enkele andere stof, aldus Halley, is met lucht te vergelijken, wat de mate van expansie betreft. Dat Senguerd te Leiden (1697), Cruquius te Delft (1706) en Eckhardt te Breda (1713) gebruik maken van een luchtthermometer is uit wetenschappelijk oogpunt in hun tijd geheel verantwoord.[n]