Afbeelding
Youtube

Smurfen in het Kasteel van Breda

Column

Mensen van mijn generatie zijn opgegroeid met de smurfen. Niet alleen als de tekenfilmfiguurtjes maar ook als ‘zangers’. In de op één-na best verkochte Nederlandstalige single allertijden, gaven ze Vader Abraham antwoord op prangende vragen als ‘Kunnen jullie door een waterkraan?’ ‘En ook door een sleutelgat?’.

In de periode dat dit liedje op nummer één van de Nederlandse Top 40 stond, was ik een jaar of 6 oud. Mijn muzieksmaak was nog niet geheel ontwikkeld en daardoor erg bevattelijk voor dit deuntje. Hele dagen liep ik door het huis te Lalalalalala-en, tot grote ergernis van mijn ouders.

Hoe het precies gekomen is weet ik niet meer, maar op de één of andere manier heeft zich de gedachte in mijn hoofd geënt dat de smurfen destijds in het Kasteel van Breda woonden. In de markante toren in het water van het Spanjaarsgat, om precies te zijn. Vader Abraham woonde er ook. In mijn gedachte leek het dus een beetje op hoe de Pieten in het kasteel van Sinterklaas in Spanje wonen. Ik was er niet zeker van of ze allemaal een eigen kamertje hadden, of dat ze misschien op één grote slaapzaal sliepen. Maar ze er woonden er wel allemaal samen, dat wist ik zeker.

Alleen, in tegenstelling tot Sinterklaas, was Vader Abraham niet zo lief. De smurfen mochten bijvoorbeeld nooit buiten spelen omdat Vader Abraham ze gevangen hield. Ik zag hem meer als een boze Gargamel, die de smurfen opdrachten gaf om van alles te doen. Vader Abraham zat de hele dag op een soort troon te zaniken tegen de smurfen dat ze zijn zwarte kostuum moesten wassen en strijken, elke dag alle kamers in de toren moesten stofzuigen, afwassen, zijn schoenen poetsen en zorgen dat er geen pluisjes op zijn stomme zwarte bolhoedje zaten.

Ik was er van overtuigd dat Grote Smurf op een dag zou zeggen ‘Ja, daag, Vader Abraham, doe het lekker zelf!’ en een plan zou verzinnen om te ontsnappen. Bijvoorbeeld door allemaal kleine witte smurfen-lakentjes aan elkaar te knopen om zo, via de raampjes van de toren, te vluchten en dan met kleine smurfenbootjes terug te roeien naar het smurfendorp.

Dus steeds wanneer we langs het Spanjaardsgat kwamen, tuurde ik naar de raampjes om te kijken of ik een smurf zag, of er al lakentjes naar beneden hingen om de ontsnapping voor te bereiden. Soms zag ik wel eens een schaduw bewegen in het kozijn maar keer op keer was ik een illusie armer, weer geen smurf gezien!

Ik ga niet verklappen sinds wanneer, maar sinds enige tijd weet ik dat smurfen niet bestaan. Ondanks deze kennis betrap ik mezelf er nog steeds op dat ik, zittende op een terras aan de haven, stiekem naar de toren kijk. En nog steeds voel ik elke keer opnieuw een zweem van diezelfde teleurstelling, weer geen smurf achter het raam.

Babs Verstrepen