foto Erik Eggens/beeld Stadsarchief Breda
foto Erik Eggens/beeld Stadsarchief Breda

Veertig jaar na dodelijkste ongeval ooit op de A16 Breda

Algemeen

PRINSENBEEK - Over de verkeersramp van 25 augustus 1972 bij Prinsenbeek wordt nog steeds gesproken. Zaterdag is het veertig jaar geleden dat 30 auto's, vijf tankwagens en acht vrachtwagens op elkaar klapten ter hoogte van zwemplas de Kuil.

Een dichte mistbank die zich uitstrekte van Zevenbergschen Hoek tot aan Breda was de oorzaak van de grootste kettingbotsing in de Nederlandse geschiedenis. Dertien mensen kwamen om, 23 raakten zwaargewond en enkele tientallen liepen andere verwondingen op.

Mistbank
Een van de eerste meldingen komt om 05.52 uur die ochtend binnen. De heer Jansen uit Prinsenbeek meldt dat het tussen Rotterdam en Breda 'hartstikke mistig is'. "Ik woon hier aan de rijksweg", zegt hij tegen de telefoniste van het alarmnummer 0011. "Ik hoor ze allemaal roepen van 'stop, stop'. Ik verwacht, dat er een ongeluk is gebeurd en ik kan de politie in Prinsenbeek niet bereiken." Ook de heer Rijssen uit Prinsenbeek belt met dezelfde melding: hij hoort klap na klap, gevolgd door mensen die om hulp roepen.

Daarop rukken twee politieauto's uit vanaf de Teteringsedijk en Dr. Batenburglaan, bij restaurant Mirabelle. Die bereiken na 14 minuten de rampplek. Op dat moment wordt duidelijk dat de ramp veel groter is dan aanvankelijk werd gedacht: er wordt groot alarm geslagen.

Ramp
Pas uren later blijkt dat één van de grootste kettingbotsingen ooit heeft plaatsgevonden. Over de gehele lengte van de A16 tussen Hendrik Ido Ambacht en Breda doen zich ongelukken voor, de kern van het ongeluk ligt bij de Kuil in Prinsenbeek. Verschillende tankwagens met brandbare stoffen vatten daarbij vlam, mensen verbranden levend in de auto waarin ze bekneld zitten.

Verpleger C. Kustermans krijgt om 5.52 uur de melding binnen via de centralist. De boodschap dat hij voorzichtig moet zijn vanwege dichte mist, begrijpt hij niet. "Het was een heldere, zomerse dag, ook in Breda", zegt hij in zijn rapport. "Nietsvermoedend reden we toch flink door", vertelt de hulpverlener. "Onderweg zagen we een dikke spiraalvormige zwarte wolk". Op de plaats aangekomen beseft hij pas dat het rook van de brandende autowrakken is.

Ravage
"Het gekke was dat we die vuurhaard niet gezien hadden, voordat we er zo dichtbij gekomen waren, dat we hem voelde. Het was zo een verschrikkelijke ravage en ellende dat we gewoon niet wisten waar eerst te beginnen. Telkens werd je aan je jas getrokken: 'Kom mee, vlug, moet je hier eens komen, en daar zit er nog een, en nog een, enz. enz.'"

Hulpverlening
Om 06.08 gaan tientallen voertuigen van de brandweer, politie en ambulance ter plaatse. Het St. Igatiusziekenhuis, het Laurensziekenhuis en Diaconessenhuis worden gewaarschuwd dat ze 'een stroom gewonden kunnen verwachten'. Achtereenvolgens worden de GGD's in Tilburg, Dordrecht en Rotterdam gewaarschuwd, net als de Openbare werken Breda, wethouder Broeders, de Adviseur Gevaarlijke stoffen, meerdere takelbedrijven en de Rijkspolitie.

Hoewel hulpverlener Kustermans maar moeilijk voorbij de vlammenzee komt, lukt het hem toch om met drie anderen mensen uit hun auto's te bevrijden. "Na ze eerste hulp te hebben gegeven zijn de mensen op een deken aan de kant van de weg gelegd."

Beknelling
Na 07.00 uur 's ochtends trekt de mist op en zijn de meeste vlammen gedoofd. "Langzamerhand konden we de overledenen gaan tellen in de verschillende wagens", schrijft verpleger J. Lagendijk in het rapport. Om 09.15 ontdekt de verpleger een auto met daarin drie beknelde slachtoffers. "Het bleek onmogelijk ze ter plaatse te bevrijden met snijbranders. Men heeft de wagen op een vrachtwagen gezet en vervoerd naar de brandweerkazerne."

Maximumsnelheid
De dichte mist en het feit dat mensen te hard bleven rijden bij zeer slecht zicht, zouden de oorzaak van de ramp zijn geweest, stelt politieagent Nijnatten daags na de ramp in dagblad De Stem. Destijds gold nog geen maximumsnelheid. Die werd ruim anderhalf jaar later, in 1974, ingesteld.

Uit een politierapport blijkt dat drie auto's die bewuste vrijdagochtend hun snelheid minderen naar 30 tot 40 kilometer per uur als ze de mistbank in rijden. Nummer vier, een tankauto, merkt dit kennelijk niet op en klapt op de drie voertuigen en begint daarmee de enorme kettingbotsing. Zestig voertuigen raken vervolgens total loss. Tot boven Dordrecht komen vrachtwagens dwars over de weg te liggen.

6 november 1990
Omdat het destijds lang duurt voordat er een eerste ongevalsmelding binnenkwam, plaatst de overheid na de ramp versneld praatpalen langs snelwegen. Op 6 november 1990 is het weer raak op de A16 ter hoogte van Rijsbergen. Wederom door een combinatie van dichte mist en een veel te hoge snelheid klappen meer dan 100 voertuigen op elkaar en verandert de A16 voor de tweede keer in twintig jaar in een brandende hel. Acht mensen komen om het leven, 11 mensen raken zwaargewond.