Steven van den Heuvel.
Steven van den Heuvel. Wijnand Nijs

Vliegen zonder fietsen

Column

Van vliegangst heb ik nooit veel begrepen. Je verplaatsen door de lucht, hoog boven alles uit, leek me altijd de mooiste manier van transport. Veilig, onbereikbaar voor alles wat zich beneden afspeelt. En vrij door de weggevallen barrières.
Ik zal toegeven dat ik het ook niet prettig vind om twaalf uur in een ijzeren cilinder te zitten naast een corpulente medepassagier, maar het idee van vliegen prikkelt nog altijd.

Lang geleden: verplaatsing door de lucht was nog een droom en geen nachtmerrie. Ik werd wakker en vroeg aan mijn moeder of ik met mijn vliegfiets naar school mocht. De vliegfiets is mijn eerste en tot op heden belangrijkste uitvinding geweest. Het principe was eenvoudig: een fiets waarbij de trappende beweging zorgt voor een aandrijving van de propeller aan de bovenkant. Een stabiliserende zijrotor was in die tijd nog overbodig. Je steeg er zo mee op.

Op school zou ik tijdens de pauze de grootste kerel een trap onder z’n kont verkopen en wanneer hij in al zijn razernij achter mij aan zou rennen had ik mijn vliegfiets. Tergend zou ik telkens net buiten zijn bereik blijven. Een zoemende mug. Meisjes zouden me willen, jongens jaloers op me zijn.
De teleurstelling was overweldigend toen ik het laatste restje slaap uit mijn ogen wreef en een regenjas aanmoest in plaats van een pilotenbril met bijbehorend sjaaltje. Het zou wapperen in de wind, maar hing niet eens aan de kapstok.

Wanneer dromen in nachtmerries veranderen is onvoorspelbaar. Soms is wakker worden genoeg. Meestal zorgt iets anders voor de nachtmerrie. Iets op tv, iets ver weg dat dan opeens dichtbij voelt. De ‘horrorvlucht’ van Transavia, of een neergeschoten vliegtuig waar niemand voor wordt gestraft. Maar de echte angst zit ergens anders in. Echte vliegangst is de vrees om niet meer te kúnnen vliegen.