'Je bent militair, dan moet je niet zeuren'

Nieuws KMA

BREDA – Ontploffende granaten, zelfmoordaanslagen, gesneuvelde collega’s en kogels die in de rondte vliegen zijn een paar ingrediënten die deel kunnen uitmaken van het leven van een beroepsmilitair. Zulke zaken zijn geen dagelijkse kost, maar vormen ook geen uitzondering. “ik ben op mijn plaats in het leger.”

Sergeant Maurice Vissers zit in een trainingsbroek en een T-shirt aan tafel. Een kop koffie in de hand. “Straks mag ik mijn pak weer aan voor een officiële gelegenheid van een collega”, meldt hij tussen neus en lippen door. Eerder deze week stond hij zelf in het middelpunt van de belangstelling, met zijn ‘strakke pak’ aan.

Zelfmoordaanslag
De sergeant kreeg het Kruis van Verdienste, omdat hij in 2007 een aantal collega’s uit een benarde positie had geholpen. “Een zelfmoordaanslag met een auto. Ik heb nog nooit zo’n harde klap gehoord. Dat ging door merg en been. Daarna werd het vuur op ons geopend en kwamen een aantal van ons vast te zitten.”

Doordat visser onder extreme omstandigheden kordaat handelde en succesvol het commando van zijn gewonde commandant overnam wist hij mensenlevens te redden. Training is volgens de Bredase militair van levensbelang.

Dichtgeklapt
“Je doet wat je moet doen. Toch weet je pas hoe je reageert in zo’n situatie als je het meemaakt. Dan nog is het elke keer anders, want er bestaat vluchtgedrag of vechtgedrag. Dat kan iedereen overkomen. Voor hetzelfde geld was ik dichtgeklapt.”

Vissers is al 15 jaar beroepsmilitair en na uitzendingen in Bosnië (2x), Kossovo (1x) en Afghanistan (2x) ontwikkelde hij naar eigen zeggen een bepaald soort hardheid. “Ik ben nuchter en kan goed relativeren. Toch merkte ik weleens na een uitzending dat ik op sommige momenten veel minder kon hebben. Dan kon ik me al ergeren wanneer een kind aan het huilen was om een lolly. Dan weet je, dat is niet goed.”

Zo reageert iedereen anders op ervaringen die iemand meemaakt in oorlogssituaties. De een raakt zo getraumatiseerd dat het lastig wordt in de normale samenleving te functioneren. Vissers vertelt rustig en open over zijn ervaringen en lijkt het goed te hebben verwerkt.

De Taliban verjaagd
“Wat wij toen hebben meegemaakt vergeet je natuurlijk nooit, maar ik zie het als iets positiefs. Er zijn geen collega’s gesneuveld en we hebben de Taliban verjaagd, wij hebben gewonnen. Dat telt”

De onderofficier prijst het kameraadschap en wanneer hij zijn bewondering voor sommige collega’s uitspreekt straalt de trotsheid van zijn gezicht. “Toen generaal van Uhm mij de onderscheiding opspelde kreeg ik kippenvel. Hij was pas een dag bevelhebber en toen overleed zijn zoon in Afghanistan. Ik heb respect voor zo’n man.”

Ook een moment na de aanval op zijn patrouille zal hem altijd bij blijven. Op de weg terug naar de uitvalsbasis moesten een paar mannen van de genie vooruit om te controleren op bermbommen.

Helemaal onder het bloed
“Een van die jongens zat helemaal onder het bloed. Van hemzelf en van anderen. Hij kreeg de opdracht en zonder morren voerde hij die uit. Hij toen deed gewoon zijn werk. Daar was ik wel van onder de indruk.”

Niets is zonder prijs. Na zijn terugkeer uit Afghanistan in 2008 verbrak zijn vriendin hun relatie en zit hij nu alleen in een groot huis. Visser begrijpt het dat het zo is gelopen, maar dat wil niet zeggen dat het niets met hem doet.

De helft vrijgezel
“Een uitzending is moeilijk voor het thuisfront. Machteloosheid en onwetendheid zijn voor familie en vrienden heel zwaar. Je bent ook veel weg. Ik ben 2 jaar achter elkaar op missie geweest. Dan ben je toch wel een lange tijd van huis. Volgens mij is ongeveer 50 procent van de militairen vrijgezel. Dat zegt natuurlijk veel.”

Ondanks de nadelen van leven als militair ziet Vissers meer voordelen. “Het is mooi werk en ik ben er goed in. Nu krijg ik een functie als Para-instructeur, mits ik de opleiding haal. Dat is best bijzonder. Ze zochten binnen de krijgsmacht 2 personen en daar ben ik er een van. Waarschijnlijk wordt ik de komende 3 jaar niet uitgezonden en kan ik lekker in Breda blijven. Uiteindelijk is het me allemaal waard.”